Naar de Info pagina.
Project 1: Casa Parete
Project 2/3: t Kerspel
Project 4: Palazzo Verhoef
de Link Page
de MBO Bouw Message Board
Click hier indien u ons een bericht wilt sturen.
 

Inhoud:    
1 Inleiding.  
2 Probleemstelling.  
3 Uitwerking.  
4 Berekeningen.  
5 Conclusie.  
6 Bronvermelding.  
7 Bijlage.  
 

Inleiding:

Met de Energie-Prestatie-Norm nieuwe gebouwen nog energiezuiniger

Met ingang van 1 oktober 1995 is de Energie-Prestatie-Norm voor nieuw te bouwen panden van kracht geworden. Het zal uduidelijk zijn dat deze nieuwe bouwvoorschriften in "Cas Parete" ook wordt toegepast; waarschijnlijk zelfs meer dan dat. Maar voordat ik u ga vertellen wat deze Energie-Prestatie-Norm (EPN) inhoudt, gaan ik even met u terug in de geschiedenis om u het waarom van energieprestatienormen duidelijk te maken

Waarom energieprestatienormen

We bouwen en bouwen in Nederland en het maakt allemaal niet zoveel uit. Belangrijk is gewoon dat er, liefst snel, veel woningen en andere panden komen staan. Isolatie? Hoezo, is dat dan nodig? Het is toch lekker, een beetje frisse lucht in huis! Deze mentaliteit heeft zich kunnen handhaven tot 1973. U weet het nog wel, de energiecrisis van 1973, compleet met autoloze zondagen. Sinds dat moment beseft iedereen dat energie een kostbaar bezit is, waar we eigenlijk niet zo willekeurig mee om moeten springen. Onze regering 'verzint' een aantal mogelijkheden om het energieverbruik terug te dringen. Daardoor krijgen we in 1975 te maken met de eerste energieprestatienorm voor nieuwbouwwoningen. EPN wil dus eigenlijk niets anders zeggen dan dat de nieuw te bouwen woning aan bepaalde minimale isolatie-eisen moet voldoen.

Van 1975 tot 1992

De regering heeft in de loop van de jaren de EPN aangescherpt, omdat duidelijk is dat energiebesparen tevens noodzakelijk is voor het behoud van een leefbaar milieu. Sinds de invoering van het Bouwbesluit in 1992 geldt voor (nieuwe) woningbouw de eis dat de isolatiewaarde voor gevel, dak en vloer minimaal 2,5 moet zijn. Tevens de eis dat overal in de woning dubbelglas verplicht is. Naast dit isolatiepakket mag het oppervlak aan ramen en deuren niet meer dan 25% van het gebruiksoppervlak bedragen. Om dit geheel van eisen te completeren moet de woning een bepaalde luchtdichtheid bereiken en

moeten cv-ketels voor ruimteverwarming voldoen aan de Europese efficiency-eisen. Dat laatste betekent dat een conventionele ketel niet meer mag, maar een verbeterd-rendement (VR) ketel voldoet. Ook voor bepaalde utiliteitsgebouwen gelden sinds 1992 voorschriften inzake energiezuinigheid. Voor kantoorgebouwen, logiesgebouwen en overige gebouwen waar verwarming vereist is, geldt een soortgelijk pakket energiebesparende maatregelen als voor woningen.

EPN 1995, kan dat nog wel?

De EPN in het bouwbesluit van 1995 stelt dat we woningen en gebouwen vanaf oktober van dat jaar nog 15 tot 20% energiezuiniger moeten bouwen dan voorheen. Wanneer u het bovenstaande heeft gelezen, vraagt u zich beslist af of dat nog wel kan. Volgens de

NOVEM (Nederlandse Onderneming Voor Energie en Milieu) is de EPN van 1995 haalbaar. De NOVEM heeft in de periode 1992 tot en met 1994 de Praktijkproef 'Werken met energieprestatienormering' uitgevoerd. Het betreft hierbij 30 woningbouwprojecten met

in totaal 900 woningen in 11 gemeenten. Alle partijen hebben schriftelijk verklaard de woningen minimaal 25% energiezuiniger te ontwerpen/bouwen dan volgens de bestaande voorschriften in het Bouwbesluit. Belangrijkste conclusie is dat de ontwerpers, na een goede introductie, goed uit de voeten kunnen met de EPN-methodiek; met als kanttekening dat zij een geautomatiseerd rekenmodel als onmisbaar beschouwen.

Wat betekent EPN in de praktijk?

De invoering van energieprestatienormering verloopt parallel aan een ontwikkeling waarin primair energiegebruik van gebouwen steeds minder wordt bepaald door de energiepost ruimteverwarming. Het energiegebruik voor ventilatoren, pompen, verliching en koeling wordt bij utiliteitsgebouwen steeds aanzienlijker. Bij woningen wordt met name het warmtapwatergebruik belangrijker. Het maken van een berekening van en het halen van een bepaalde energieprestatie als onderdeel van de bouwvergunningsverlening, heeft een aantal gevolgen voor de bouwpraktijk. Planologen en stedebouwers dienen te beseffen dat de ruimtelijke ordening invloed heeft op de energieprestatie. Denk hierbij aan de orientatie naar de zon, compact bouwen en dichtheid van bouwen in verband met de energetische consequenties van het ontwerp. Indien dat in onvoldoende mate gebeurt, bestaat de kans dat hij

in een laat stadium het ontwerp moet aanpassen. Bouwtoezichtambtenaren krijgen een uitgebreidere taak; inzicht in installatietechnische aspecten is gewenst. Voor aannemers en installateurs is van belang dat acute energiebesparende maatregelen zullen worden toegepast. Dit betekent een vergroting van de markt. Voor de opdrachtgevers geldt dat ze met een iets hogere investering te maken zullen krijgen, die echter bij de juiste keuzes gecompenseerd wordt door lagere exploitatiekosten (verbruikskosten).

De integratie van bouwkunde en installatietechniek kan op termijn alleen maar een verbetering van de kwaliteit van gebouwen met zich meebrengen. Dat is uiteindelijk van groot belang. Ontwerpers en bouwers zijn niet meer gehouden aan vastgestelde maatregelen. Zij kunnen een keuze maken uit verschillende mogelijkheden tot energiebesparing. Dat kunnen maatregelen zijn, maar ook bijvoorbeeld de situatie/ligging van het gebouw speelt een rol. De enig gestelde voorwaarde is dat zij met het ontwerp/de bouw de EPN van 1995 halen.

Het bouwbesluit:

Artikel 2.1.3/d

Bij het indienen van de aanvraag om bouwvergunnun dient de aanvrager inzake de EP-waarde een berekening van de energieprestatiecoeffiecient:

  • Als voor woningen en woongebouwen bedoelt in NEN 5128, uitgave 1994, met inbergip van wijzegingsblad NEN 5128/A1, uitgave jan. ’95.
  • Als voor niet tot bewoning bestemde gebouwen bedoelde in NEN 2916, uitgave 1994, met inbegrip van wijzegingsblad NEN 2916/A1, uitgave jan’95

Voor toepassing van de vereenvoudige formule en mogelijke vrijstellingen, de bouwverordening.

Wijzigingen in het Bouwbesluit:

Op 22 september jl. heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Wet tot wijzeging van de woningwet inzake vergunnungvrije bouwwerken in beschermde stads- en dorpsgezichten (Stb. 1998, 582). Deze wet is op 1 januari 1999 in werking getreden.Dit houd in dat voor de EP-coefficient een waarde van 1.2 word geeisd inplaats van het oude 1.4

Voor Welke functie geldt welk maximum EP ?

Gebouw functie:

Max. EP-waarde:

Bijeenkomstgebouwen

3.4

Cellengeboouwen

2.3

Gezonheidsgebouw

2

Horecagebouw

2.2

Kantoorgebouw

1.9

Logiesgebouw

2.4

Onderwijsgebouw

1.5

Sportsgebouw

2.8

Winklegebou

3.6

Wat is EPN ?

EPN staat voor Energieprestatienormering. De eis om te voldoen aan de energieprestatienormering is opgenomen in het Bouwbesluit. Voor de bepaling van de energieprestatie van een gebouw zijn twee normen ontwikkeld:

  • NEN 5128 voor woningen, woongebouwen en niet in logiesgebouwen gelegen logiesverblijven.
  • NEN 2916 voor utiliteitsgebouwen

Er wordt dus onderscheid gemaakt tussen woningen en utiliteitsgebouwen waarbij de eerste algemeen wordt aangeduid met EPW en de tweede met EPU. Zoals de naam al zegt is de methode genormeerd. Het werkelijke energiegebruik van het gebouw wordt niet berekend: de EPN is slechts een maat om te beoordelen of het gebouw voldoet aan de hedendaagse eisen die gesteld worden zodat er geen overmatig energieverslindend gebouw wordt ontworpen. Dit is een invulling van het overheidsbeleid om de CO2 uitstoot te verminderen zoals voorgenomen in de diverse versies van het Nationaal Milieubeleids Plan. Het resultaat van een berekening van de energie prestatie van een gebouw wordt uitgedrukt in de zg. Energie Prestatie Coefficient (EPC). De eis wordt gesteld middels het stellen van een maximum waarde, welke afhankelijk is van het gebruik van het gebouw.

Energieprestatienorm voor woningen en woongebouwen.

De energieprestatienorm (EPN) is bedoeld om de energiezuinigheid van een woning of woongebouw in zijn geheel te beoordelen. De norm geeft een cijfer aan elke afzonderlijke besparingsmaatregel. Door een aantal formules toe te passen komt men uit op een totaalcijfer: de Energie Prestatie coëfficiënt (EP). Sinds 15 december 1995 staat in het Bouwbesluit de maximum EP-waarde die geldt voor nieuwbouwwoningen en voor ingrijpende renovatieprojecten. Toetsing van de woning aan de maximum EP wordt gedaan bij de bouwaanvraag door de betreffende gemeente. Het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) ontwikkelde in samenwerking met anderen de methodiek voor het vaststellen van de energieprestatie.

De systematiek van de energieprestatienorm

De basis voor de bepaling van de energieprestatie is een warmteverliesberekening. De belangrijkste warmteverliezen treden op bij ruimteverwarming en ventilatie. Bij de bepaling van het verlies bij ruimteverwarming zijn de volgende begrippen essentieel:

  • het verliesgevend oppervlak, d.w.z. gevels, dak en vloer (A)
  • de isolatiewaarde van deze oppervlakken (uitgedrukt in de zgn. warmtegeleidingscoëfficiënt U)
  • het verschil tussen binnentemperatuur en gemiddelde buitentemperatuur maal de tijdsduur van een jaar (G: vergelijkbaar met begrip graaddagen).

Uit het produkt A x U x G = E volgt de jaarlijkse energiebehoefte van de woning voor ruimteverwarming.

Er zijn nog enkele bijkomende factoren die de warmtebehoefte voor ruimteverwarming beïnvloeden. Daarvan zijn zonne-energie en de interne warmtebronnen de belangrijkste. De zoninstraling wordt per geval nauwkeurig berekend en in mindering gebracht op de energievraag. In een goed geïsoleerde woning spelen de zogenaamde interne warmtebronnen zoals elektrische apparatuur een belangrijke rol in de warmtehuishouding. Bij het gebruik van elektrische apparaten wordt immers het overgrote deel van de elektrische energie uiteindelijk in warmte omgezet. Ook de bewoners zelf geven een aanzienlijke hoeveelheid warmte af aan het binnenmilieu. Voor de benutting van deze interne warmtebronnen voor verwarming wordt in de norm een vaste waarde gehanteerd, die gerelateerd is aan het totale nuttige vloeroppervlak (= gebruiksoppervlakte).In een woning wordt meestal de lucht in de WC- en doucheruimte en soms de keuken afgezogen. De afgezogen lucht wordt aangevuld door verse lucht die binnenkomt door ventilatieopeningen. Het warmteverlies door ventilatie wordt volgens de EPN bepaald door de warmtehoeveelheid te berekenen die nodig is om deze verse lucht op te warmen. Bij warm tapwater wordt de warmtehoeveelheid berekend die nodig is om een per gebruiksoppervlakte gestandaardiseerde hoeveelheid water op te warmen. Delen we de energiebehoefte door de verbrandingswaarde van aardgas en het rendement van het betreffende systeem (b.v. verwarming, warm tapwater, warmte-opwekking), dan krijgen we de benodigde hoeveelheid aardgas.

Voor verlichtingsenergie neemt de norm een vaste waarde voor het elektriciteitsverbruik per gebruiksoppervlakte (elektriciteit wordt in dit geval omgerekend naar een hoeveelheid aardgas, de aardgasequivalent). De totale energiebehoefte is een optelling van het energiegebruik voor ruimteverwarming, ventilatie, warm tapwater en verlichting. Voor een gemiddelde woning uit 1993 is dit 1500 m3 aardgas per jaar. De eis die nu gesteld wordt in het bouwbesluit is een verbruik van minder dan 1400 m3 aardgas per jaar (EP is 1,4) voor een gemiddelde woning, waarvan circa 850 m3 voor ruimteverwarming. Voor woningen die afwijkende verliesoppervlakken hebben zoals hoekwoningen en grotere vrijstaande woningen wordt een omrekenformule toegepast, zodat bij de dezelfde kwaliteit de EP weer op 1,4 uitkomt. Hierdoor zijn woningen van verschillend concept en afmetingen wat energieprestatie betreft dus met elkaar vergelijkbaar. De hierboven gegeven uitleg van de EPN is een simplificatie van de berekeningen; ze is bedoeld om inzicht te geven in de achtergrond en de samenhang van de belangrijkste factoren die een rol spelen.

Hoe kan worden voldaan aan de EPN?

In de Nederlandse praktijkrichtlijn 5129 wordt het berekenen van de EP met behulp van het bijgeleverde computerprogramma toegelicht en worden enkele voorbeelden uitgewerkt. Voor iemand die ervaring wil opdoen met het berekenen van de EP is deze aanschaf noodzakelijk. In het overzicht worden enkele veel voorkomende energiebesparingsmaatregelen genoemd in combinatie met het effect dat ze kunnen hebben op de hoogte van de EP-coëfficiënt. Het overzicht geeft slechts een indicatie. De EP moet altijd in zijn geheel worden uitgerekend om de waarde te kunnen bepalen.

De algemene indruk is dat de huidige EP van 1,4 relatief gemakkelijk gehaald kan worden. Met de installatie van een HR-combiketel zonder waakvlam, als aanvulling op reeds verplichte maatregelen, is al voldaan aan de vereiste waarde. Ook door gebruik van restwarmte, bijvoorbeeld vanaf een elektriciteitscentrale, is de vereiste EP snel gehaald. In de komende jaren kan dit beeld veranderen door de aangekondigde gefaseerde aanscherping van de norm. In 2000 zal de EP, conform het streven in het Plan van Aanpak Duurzaam Bouwen, naar verwachting een waarde van 1,0 hebben. Dit komt neer op een verbruik van 500 tot 550 m3 aardgas voor ruimteverwarming. Hoe men een EP van 1,0 kan bereiken is globaal in de tabel af te lezen door het effect van (een combinatie van) maatregelen cumulatief af te trekken van de beginwaarde.

Energieprestatienorm voor utiliteitsgebouwen.

Er is een grote verscheidenheid in soorten utiliteitsgebouwen, in het gebruik ervan en in de installaties die in die gebouwen worden toegepast. De energieprestatienorm voor utiliteitsgebouwen geeft een waarde aan elk van de energiefuncties van een gebouw en maakt het mogelijk deelresultaten bij elkaar op te tellen en het totaalresultaat (de EP-coëfficiënt) voor gebouwen onderling te vergelijken. De maximaal toelaatbare EP verschilt naar gelang de functie van het gebouw. Ook hier wordt net als bij woningen de toetsing gedaan door de gemeente bij de bouwaanvraag. De norm is voor ontwerpers, beheerders en eigenaren een goed hulpmiddel om de energie-efficiëntie van een gebouw te kunnen beoordelen. In de bepaling van allerlei soorten energiegebruik is de normberekening redelijk uitgebreid en verfijnd. Zo kan onder andere per maand een sommatie worden gemaakt van de ingaande en uitgaande energiestromen van transmissie, ventilatie, zoninstraling, interne warmtebronnen, etc. Het belang van de verlichtingsenergie komt duidelijk naar voren bij het indelen in daglicht en kunstlichtzones. De berekeningen verlopen in grote lijnen als volgt. Bij verwarmen wordt eerst gekeken naar de warmte die wordt afgegeven door elektrische apparatuur die toch al aanwezig is en de warmte die wordt toegevoerd door de zon. Daarna wordt bepaald hoeveel warmte alsnog moet worden toegevoerd. Bij de koelenergie werkt het andersom: eerst wordt gekeken naar de natuurlijke warmteafvoer via ventilatie en daarna wordt de resterende koelbehoefte bepaald. Apparatuur die in het stookseizoen positief gewaardeerde warmte afgeeft kan dus 's zomers een koelbehoefte veroorzaken. De berekeningsmethode geeft heel duidelijk aan wat in de praktijk de valkuilen zijn op dit pad. Als bij een ontwerp de interactie tussen koelings- en verwarmingsinstallaties niet wordt meegenomen, kan dit leiden tot overdimensionering en een onnodig hoog energiegebruik. Na de gedetailleerde energiegebruiksbepaling wordt in de eindbeoordeling een aantal correctiefactoren toegepast om te compenseren voor afwijkende bouwvormen en gebouwafmetingen.

Voor wie is de EPN van belang ?

In principe heeft iedereen die zich bezig houdt met bouwen in Nederland te maken met de EPN. In het algemeen zullen vooral adviseurs te maken krijgen met een berekening. Voor ontwerpers zijn in principe beide normen ook van belang omdat een berekening volgens de norm moet worden bijgevoegd bij het indienen van een bouwaanvraag. Een berekening voor utiliteitsgebouwen is specialistenwerk, die diepgaande kennis van installatietechniek vereist. Deze kennis gaat meestal te ver voor de gemiddelde architekt. Zijn algemene kennis is echter wel voldoende om de invoergegevens van een woning samen te stellen en daarmee een berekening van de Energie Prestatie Coefficient voor woningen mogelijk te maken. Maar ook de installateur op de hoek moet een berekening indienen. Voor deze beide groepen is het NPR programma erg handig.

Welke hulplmiddelen zijn d’r ?

Het maken van EPC-berekeneningen is zonder computerprogramma praktisch ondoenlijk. Er zijn het afgelopen jaren daarom reeds een aantal programma's op de markt gebracht. Op dit moment zijn dat voor zover bekend:

Woningbouw

  • ABIS_EPW (windows);
  • NPR 5129 (DOS);
  • Krijger (DOS);
  • De Twee Snoeken ASD (ge-integreerd in Arkey-CAD applicatie) (DOS);
  • VABI (DOS);

Utiliteitsbouw

  • NPR 2917 ;
  • Krijger;
  • VABI;
  • Lichtveld Buis + Partners;

 

Probleemstelling:

In deze opdracht moesten we individueel de EPC van het zolder gedeelte van "casa Parete" berekenen dit moest gebeuren met het op school aanwezige inn- programma.

 

Uitwerking:

Zie bijlagen.

 

Conclusie:

Ik heb denk ik deze opdracht naar behoren uitgevoerd alsmede de goede documentatie die op het internet te vinden is en het makkelijk intevullen programma van inn die op school aanwezig is. Mocht u intresse hebben naar meer informatie over de EPN of andere informatie over dit project verwijs ik u door naar mijn homepage op de linkpagina geef ik een aantal adressen die doorverwijzen naar diverse site’s over en van de "bouw-wereld".

 

Bronnen:

  • Het internet (https://members.tripod.com/mbobouw) .
  • Lessen bouwfysica dhr.Barendse

Bijlage:

  • Berekeningen gemaakt door Felix Norambuena.
 
 

Gemaakt door: F.Norambuena.
 
  [Home] [Project 1] [Project 2/3] [Project 4] [Links] [Message] [e-mail]
 
  -=Made by F.Norambuena © 1999 copyrights=-